Hoe zit het met voedings- en gezondheidsclaims?

Sinds 2006 moeten alle voedings- en gezondheidsclaims die door fabrikanten op voedingsmiddelen gezet worden, voldoen aan de Europese verordening voor voedings- en gezondheidsclaims[i]. Maar waarom zijn kreten als ‘light’ en ‘cholesterolverlagend’ eigenlijk Europees geregeld? Om dit uit te leggen, neem ik jullie eerst mee naar een aantal jaren geleden.

Vanaf ongeveer de jaren ’80 in de vorige eeuw raakten voedingswetenschappers geïnteresseerd in het maken van functionele voedingsmiddelen[ii]: voedingsmiddelen die nét iets gezonder zijn dan hun ‘normale’ tegenhanger, omdat er een ingrediënt uitgehaald is of juist een voedingsstof is toegevoegd. Je kunt denken aan een product waarin het vetgehalte verlaagd is, of waar juist vezels aan toegevoegd zijn. Deze voedingsmiddelen leveren de gezonde voedingsstoffen die normale varianten van het product ook hebben, maar het is een tikkeltje gezonder gemaakt. Alleen, als je tijd en geld steekt in het ontwikkelen van zo’n product, dan wil je natuurlijk ook een consument laten weten waarom hij juist jouw product moet kopen. Zo kwamen de eerste voedingsclaims (bijvoorbeeld ‘bevat vezels’) en gezondheidsclaims (zoals ‘vitamine C ondersteunt je afweer’) op verpakkingen terecht.

De ontwikkeling van functionele voedingsmiddelen begon in Japan, maar al snel begonnen meer wetenschappers en bedrijven zich te richten op het gezonder maken van hun producten. Er waren alleen maar weinig landen die duidelijke regels hadden over wat je wel en niet op een verpakking mocht zetten. Daardoor konden ook bedrijven die minder duidelijk bewijs hadden voor de gezondheidseffecten van hun producten overtuigende slogans maken. In 1991 werd in Japan voor het eerst een wet aangenomen over wanneer een product met verwachtte gezondheidseffecten dat ook op een label mocht zetten, de VS volgde in 1994. Ook verschillende Europese landen begonnen hun eigen regels te maken.[iii]

Ondertussen speelde er in Europa ook iets heel anders. Wet- en regelgeving gemaakt in de Europese Unie was er met name op gericht om regels gelijk te trekken in de verschillende lidstaten van de EU. Maar toen in de jaren ’90 de BSE-crisis uitbrak en andere voedselschandalen aan het licht kwamen in Europa, realiseerde men zich dat die Europese regels nog sterker dan eerder in moesten zetten op een ander aspect: het beschermen van consumenten[iv]. Na een lang proces werd in 2002 een nieuwe Europese verordening aangenomen, het kader voor alle Europese voedingswetgeving: de algemene levensmiddelenverordening[v]. Hierin worden onder andere alle algemene bepalingen voor voeding en voedselveiligheid beschreven. Eén algemeen beginsel in deze verordening is dat wetenschappelijk bewijs gebruikt moet worden om vast te stellen of een voedingsmiddel risico’s met zich meebrengt of niet. Dit wetenschappelijke bewijs moet samengesteld of bekeken worden door onafhankelijke experts, samengebracht in de Europese Voedselveiligheid Autoriteit (EFSA). Vervolgens kunnen Europese politici dit onafhankelijke bewijs gebruiken om hun beslissingen op te baseren.[vi]

Het maken van deze algemene levensmiddelenverordening was maar één van de 84 actiepunten die in Europa opgesteld waren naar aanleiding van de verschillende voedselschandalen. Een ander punt was dat men wetgeving wilde maken om reclame-uitingen over de gezondheidseffecten van voedingsproducten te regelen. Uit twee Europese onderzoeksprojecten naar functionele voedingsmiddelen[vii] en criteria waaraan zulke claims zouden moeten voldoen[viii] bleek namelijk dat er verschillende soorten beweringen op een voedingsmiddel zouden kunnen staan, waarvoor je wellicht verschillende soorten wetenschappelijk bewijs nodig zou hebben.

Uiteindelijk hebben de onderzoeksprojecten en de verschillende voorstellen voor claims wetgeving in 2006 geleid tot het aannemen van de Europese voedings- en gezondheidsclaims verordening zoals we die nu kennen. Hierin worden, zoals de naam al zegt, voedingsclaims en gezondheidsclaims geregeld, waarbij alle beweringen over wat er in een product zit worden gezien als voedingsclaims en beweringen over het effect van het eten van het product als gezondheidsclaims. Vóór je zo’n claim mag gebruiken op de verpakking, moet je kunnen voldoen aan de standaarden die voor de claims gesteld zijn op basis van het wetenschappelijke bewijs hierover. Als je wilt zeggen dat jouw product genoeg vitamine C bevat om je weerstand op peil te houden, dan moet je zeker zijn dat iemand die je product eet ook genoeg vitamine C binnen kan krijgen waarmee die weerstand op peil gehouden wordt[ix]. En als je een nieuw, positief gezondheidseffect ontdekt van jouw product, moet je hiervoor het wetenschappelijke bewijs kunnen overleggen. Als dit bewijs overtuigend is, kun je toestemming krijgen van de Europese Commissie om deze claim te gebruiken[x]. Zo kan een consument niet misleid worden, waarmee ook deze Europese verordening consumentenbescherming hoog in het vaandel heeft.

Alle beweringen die op een product gemaakt worden, over hoe gezond het is of over wat voor gezonde voedingsstoffen erin zitten, zijn dus geregeld in deze Europese verordening. Die verordening is naast het gelijktrekken van regelgeving in verschillende lidstaten dan ook vooral bedoeld om te voorkomen dat consumenten misleid worden, maar de stoffen ook écht te vinden zijn in het product en het product doet wat het beloofd.


[i] Verordening (EG) Nr. 1924/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen.

[ii] Jones, P.J.H., Asp, N.-G., Silva, P. (2008). Evidence for health claims on foods: how much is enough? Introduction and general remarks. J. Nutr. 138, 1189S–1191S.

[iii] de Boer, A., Bast, A. (2015). International legislation on nutrition and health claims. Food Pol 55, 61-70.

[iv] Vos, E. (2000). EU Food Safety Regulation in the Aftermath of the BSE Crisis. J Cons Pol 23(3), 227–255.

[v] Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden.

[vi] de Boer, A., Vos, E., Bast, A. (2014). Implementation of the nutrition and health claim regulation – The case of antioxidants. Reg Tox Phar 68(3), 475-487.

[vii] Diplock, A.T., Aggett, P.J., Ashwell, M., Bornet, F., Fern, E.B., Roberfroid, M.B. (1999). Scientific concepts of functional foods in Europe—consensus document. Br. J. Nutr. 81, S1–S27.

[viii] Aggett, P.J. et al., 2005. PASSCLAIM, process for the assessment of scientific support for claims on foods. Eur. J. Nutr. 44, i1–i2.

[ix] EFSA Panel on Dietetic Products, Nutrition and Allergies (NDA), 2010. Scientific Opinion on the substantiation of health claims related to vitamin C and reduction of tiredness and fatigue (ID 139, 2622), contribution to normal psychological functions (ID 140), regeneration of the reduced form of vitamin E (ID 202), contribution to normal energy-yielding metabolism (ID 2334, 3196), maintenance of the normal function of the immune system (ID 4321) and protection of DNA, proteins and lipids from oxidative damage (ID 3331) pursuant to Article 13(1) of Regulation (EC) No 1924/2006. EFSA Journal 8(10).

[x] De Boer, A., Vos., E., Bast, A. (2014). Implementation of the nutrition and health claim regulation – The case of antioxidants. Reg Tox Phar 68(3), 475-487.