Op het moment van schrijven van deze blog zitten we in Nederland al enkele weken in een slimme of targeted lockdown om het Coronavirus en de daardoor veroorzaakte ziekte COVID-19 te bestrijden: iedereen wordt zoveel mogelijk opgeroepen om thuis te blijven, en als je al naar buiten gaat, dat alleen te doen. Maar in andere landen worden andere maatregelen genomen, variërend van het oproepen om je gezonde verstand te gebruiken als je naar buiten gaat (zoals in Zweden) tot een totale lockdown van het hele land, wat in onder meer Spanje wordt toegepast. En dat terwijl iedereen gebruik maakt van hetzelfde wetenschappelijke bewijs. Hoe komen al die landen dan toch tot andere besluiten?
Daarvoor moeten we allereerst in de wereld van de evidence based beslissingen duiken. De term zegt het al: volgens dit principe moet er bewijs zijn, vóór je ergens een beslissing over neemt. En dan gaat het niet over je eigen ervaring, of over een mening van iemand anders om te beslissen of je iets wel of niet gaat doen. Dan hebben we het over het systematisch en rationeel gebruiken van de best beschikbare wetenschappelijke bewijsvoering[i]. Dat betekent dat je wetenschappelijke studies van de hoogste kwaliteit daarin het belangrijkst vindt, zodat die studies het meeste gewicht krijgen bij het nemen van je beslissing. Zo kan een wetenschappelijk artikel waarin een casus van één patiënt wordt beschreven bijvoorbeeld wel nuttige informatie opleveren, maar hecht men meer waarde aan de uitkomst van een systematische review, waarin resultaten van allerlei studies met grote groepen patiënten zijn samengevat[ii].
Voor onder andere gezondheidsrisico’s en -voordelen van voeding is het zelfs wettelijk verplicht om evidence based beslissingen de basis te laten zijn voor besluiten: de Algemene Levensmiddelenverordening schrijft voor dat dit wetenschappelijk bewijs noodzakelijk is om het hoge niveau van consumentenbescherming te behalen. Daarom wordt in diezelfde verordening benoemd dat beslissingen gemaakt worden op basis van het zogenaamde risicoanalyse-principe: de wetenschappelijke bewijsvoering, de risicobeoordeling, wordt uitgevoerd door wetenschappers die onafhankelijk zijn van de politici die uiteindelijk een beslissing moeten nemen over het beleid, de zogenaamde risicomanagers. Hierbij mogen de risicomanagers eventueel andere overwegingen meenemen in hun beslissing, bijvoorbeeld andere mogelijke gevolgen voor de publieke gezondheid van zo’n beslissing. Dit zie je onder meer terug bij de beoordeling van gezondheidsclaims: een claim wordt ingediend door een bedrijf bij een lidstaat, dat het doorzet naar de Europese Commissie. Die vraagt vervolgens de Europese Voedselveiligheidsautoriteit EFSA om de wetenschappelijke basis van die claim te onderzoeken. Voor deze risicobeoordeling worden onafhankelijke wetenschappers, experts op het gebied van de voorgestelde claim, gevraagd om het ingediende dossier kritisch te bekijken. Zij beoordelen onder meer of de claim goed is onderzocht en of het dossier compleet is. Het advies van deze onafhankelijke wetenschappers wordt gepubliceerd in een zogenaamde opinie. Hoewel dit geen juridisch bindend document is, is dit advies wel de basis voor de Europese Commissie om uiteindelijk een claim al dan niet toe te staan. Maar waar de risicobeoordelaar alleen kijkt naar de onderbouwing van de claim, kan de risicomanager ook andere gevolgen van een beslissing meenemen: het is bijvoorbeeld wetenschappelijk onderbouwd dat cafeïne alertheid verhoogd, maar dergelijke claims kunnen niet worden gemaakt op cafeïne houdende producten omdat dit mogelijk de consumptie van ongezonde energiedrankjes, waar ook veel suiker in zit, zou kunnen stimuleren.
Terug naar COVID-19. We hebben het hier natuurlijk niet over beslissingen over risico’s en gezondheidseffecten van voeding, maar ook hier draait het om beslissingen nemen op basis van wetenschappelijk bewijs. En terwijl landen hetzelfde wetenschappelijke bewijs gebruiken, komen ze dus toch tot andere maatregelen. In Nederland is het RIVM (en het samengestelde Outbreak Management Team) de risicobeoordelaar, die de wetenschappelijke kennis over de ziekte en diens verspreiding verzamelt en interpreteert. De Nederlandse overheid gebruikt die kennis en informatie om maatregelen op te stellen, waarbij ze ook rekening houdt met andere factoren. En vooral bij die tweede stap, dat risicomanagement waarin besloten wordt hoe met de wetenschappelijke kennis om te gaan, daar ontstaan verschillen tussen landen. Overheden proberen de maatregelen zo goed mogelijk aan te laten sluiten bij de situatie in hun land, natuurlijk wat betreft de gezondheid en gezondheidszorg, maar ook kijkend naar bijvoorbeeld de economische situatie. Op die manier wapent elk land zich zo goed mogelijk tegen de crisis.
[i] Dieter Burssens (2007). Hoe evident is evidencebased beleid? Alert: Tijdschrift voor Sociaal werk en politiek 33(3), pg 51-63.
[ii] Patricia B. Burns, Rod J. Rohrich, Kedvin C. Chung (2011). The Levels of Evidence and their role in Evidence-Based Medicine. Plast Reconstr Surg 128(1), pg 305-310. Een Nederlandstalige toelichting op deze systematiek is te lezen via eupati.eu